maní

Spaans

enkelvoud meervoud
maní maníes

Zelfstandig naamwoord

maní m

  1. (plantkunde) pindaplant, pinda, aardnoot

Werkwoord

vervoeging van
manir

maní

  1. eerste persoon enkelvoud verleden tijd (pretérito indefinido) van manir
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.