manhaftig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  manhaftig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • man·haf·tig
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘koen’ voor het eerst aangetroffen in 1553 [1]
  • afgeleid van man met het achtervoegsel -haftig [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen manhaftigmanhaftigermanhaftigst
verbogen manhaftigemanhaftigeremanhaftigste
partitief manhaftigsmanhaftigers-

Bijvoeglijk naamwoord

manhaftig [3]

  1. moedig, strijdbaar
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord manhaftig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
85 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.