manicuren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  manicuren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ma·ni·cu·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
manicuren
manicuurde
gemanicuurd
zwak -d volledig

Werkwoord

manicuren

  1. overgankelijk handen en nagels verzorgen
    • Ze liet zich altijd graag manicuren. 

Zelfstandig naamwoord

demanicurenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord manicure
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord manicuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.