meerder

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  meerder    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • meer·der
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘groter’ voor het eerst aangetroffen in 1410 [1] [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen meerder
verbogen meerdere
partitief -meerders-

Bijvoeglijk naamwoord

meerder [3]

  1. groter, aanzienlijker
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
meerderen

meerder

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meerderen
    • Ik meerder. 
  2. gebiedende wijs van meerderen
    • Meerder! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meerderen
    • Meerder je? 

Gangbaarheid

  • Het woord meerder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
69 %van de Nederlanders;
64 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.