misdelen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mis·de·len
Woordherkomst en -opbouw
- ww misdélen: samenstelling van mis bw en delen ww [1]
- zn mísdelen: misdeel zn met de uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
misdelen |
misdeelde |
misdeeld |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
misdélen
- overgankelijk achterstellen, een kleiner deel geven dan aan een ander
- ▸ Scholten moet mij deze verborgenheid verklaren. Iemand, die op mij verhaalt wat Hij zelf nagelaten heeft te doen; iemand die mij door diep lijden'daar brengt, waar Hij anderen van zelf doet komen; iemand die mij misdeelt, en mij nu nog in zulk een toestand brengt, dat ik deze misdeeling geen oogenblik zal kunnen vergeten en mij dus langs dezen omweg, niet zonder vele tranen, vele bittere tranen, mijne schade laat inhalen, zulk een' kan ik niet regtvaardig noemen.[2]
Zelfstandig naamwoord
de misdelen mv
Gangbaarheid
- Het woord misdelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Pierson, A.“Prof. Scholten's monisme” (1859)
- ↑ Weblink bron Willem Elders“Josquin des Prez en zijn muzikale nalatenschap”
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.