moest

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  moest    (hulp, bestand)
  • IPA: /must/
Woordafbreking
  • moest

Werkwoord

vervoeging van
moeten

moest

  1. enkelvoud verleden tijd van moeten
    • Ik moest. 
    • Jij moest. 
    • Hij, zij, het moest. 
     Omdat het toen nog steeds te krap was, moest één jongen zittend in de hoek gaan slapen.[1]

Werkwoord

vervoeging van
moezen

moest

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
    • Jij moest. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van moezen
    • Hij moest. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van moezen
    • Moest! 

Bijvoeglijk naamwoord

moest

  1. onverbogen vorm van de overtreffende trap van moe

Gangbaarheid

  • Het woord moest staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.