monochroom

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  monochroom    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mo·no·chroom
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘eenkleurig’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1]
  • met het voorvoegsel mono- en met het achtervoegsel -chroom
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen monochroommonochromermonochroomst
verbogen monochromemonochromeremonochroomste
partitief monochroomsmonochromers-

Bijvoeglijk naamwoord

monochroom

  1. in één kleur, eenkleurig
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord monochroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.