mutueel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mutueel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mu·tu·eel
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘over en weer’ voor het eerst aangetroffen in 1542 [1]
  • afgeleid van het Franse mutuel met het achtervoegsel -eel [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen mutueelmutuelermutueelst
verbogen mutuelemutueleremutueelste
partitief mutueelsmutuelers-

Bijvoeglijk naamwoord

mutueel [3]

  1. wederzijds, wederkerig
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord mutueel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
56 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.