naamloos

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  naamloos    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • naam·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van naam met het achtervoegsel -loos
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen naamloosnaamlozernaamloost
verbogen naamlozenaamlozerenaamlooste
partitief naamloosnaamlozers-

Bijvoeglijk naamwoord

naamloos

  1. anoniem, geen naam hebbend, niet ondertekend met een naam.
    • Het was een naamloze vluchteling. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • naamloze vennootschap

Gangbaarheid

  • Het woord naamloos staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.