namen

Niet te verwarren met: Namen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  namen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈnamə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /namə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /namə(n)/
Woordafbreking
  • na·men

Zelfstandig naamwoord

denamenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord naam
     De jongen naast me deed zijn koplamp aan waardoor de in de muur gekraste namen zichtbaar werden: hier waren al eerder mensen gestrand.[1]

Werkwoord

vervoeging van
nemen

namen

  1. meervoud verleden tijd van nemen
    • Wij namen. 
    • Jullie namen. 
    • Zij namen. 
Anagrammen

Gangbaarheid

  • Het woord namen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

namen

  1. meervoud van naam

Veluws

Zelfstandig naamwoord

namen

  1. meervoud van naam
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.