nippertje
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: nippertje (hulp, bestand)
- IPA: / ˈnɪpərcə / (3 lettergrepen)
Woordafbreking
- nip·per·tje
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
het nippertje o
- verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord nipper
- laatste mogelijkheid (gangbaar in de uitdrukking: op het nippertje)
- iemand die met heel kleine teugjes drinkt en klein, goed bekend of min wordt gevonden
Uitdrukkingen en gezegden
- op het nippertje
op het allerlaatste moment
- • Hij haalde de autobus op het laatste nippertje.
- • Ik was op het nippertje op tijd aangekomen op mijn bestemming. [3]
Synoniemen
Opmerkingen
- Het verkleinwoord is, vooral in de genoemde uitdrukking, tegenwoordig veruit de meest gangbare vorm. Maar omdat "op de nipper" over een lange periode ook wordt gebruikt, is "nippertje" geen echt zelfstandig verkleinwoord.
Gangbaarheid
- Het woord 'nippertje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "nippertje" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ nippertje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "nippertje" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.