objectiveren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  objectiveren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ob·jec·ti·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse objectiver (met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
objectiveren
objectiveerde
geobjectiveerd
zwak -d volledig

Werkwoord

objectiveren

  1. overgankelijk ontdoen van subjectieve overwegingen
    • Liefde valt niet te objectiveren. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord objectiveren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
94 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.