omgorden

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  omgórden    (hulp, bestand)
    • IPA: /ɔmˈɣɔrdə(n)/ (3 lettergrepen)
  • Geluid:  ómgorden    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈɔmɣɔrdə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • om·gor·den
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omgorden
omgordde
omgord
zwak -d volledig

Werkwoord

omgórden

  1. wederkerend met een gordel omgeven, omringen, omdoen
    • 't Zijn vijftig jaren dan, sints met beschroomde stoutheid
      uw jonkheid zich omgordde, om de eêlste vrucht der oudheid
      aan d' Amsterl gâ te slaan met zijner zonen bloem, ...[1]
       
     Ik liet mijn blik waren over het landgoed dat het hotel omgordde.[2]
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omgorden
gordde om
omgegord
zwak -d volledig

Werkwoord

ómgorden

  1. ditransitief omheen doen
    • Hij kreeg daarbij een sjerp omgegord. 

Gangbaarheid

  • Het woord omgorden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
55 %van de Nederlanders;
69 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Isaäc Da Costa
    - Feestzang ter gelegenheid der viering van het vijftigjarig hoogleeraarsambt van Mr D. J. van Lennep. 19 november 1849
  2. “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 13
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.