omslepen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  omslepen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • om·sle·pen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

omslepen [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
omslepen
sleepte om
omgesleept
zwak -t volledig
  1. iets ergens omheen brengen door te slepen
  2. heen en weer bewegen
  3. iets laten rondslingeren

Gangbaarheid

  • Het woord 'omslepen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
74 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.