omvliegen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- om·vlie·gen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van om bw en vliegen ww [1] [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omvliegen |
vloog om |
omgevlogen |
klasse 2 | volledig |
Werkwoord
ómvliegen
- ergatief snel voorbijgaan
- Tjonge! Wat is die avond omgevlogen
Werkwoord
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
omvliegen |
omvloog |
omvlogen |
klasse 2 | volledig |
omvlíégen
- overgankelijk (ergens) omheen vliegen
- Een wolk muggen omvloog de veelgeplaagde reizigers.
Gangbaarheid
- Het woord omvliegen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "omvliegen" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.