onduleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onduleren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·du·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘golven’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse onduler (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onduleren
onduleerde
geonduleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

onduleren [3]

  1. overgankelijk doen golven, golfvormig maken, in wisselstroom veranderen
Synoniemen
  • unduleren
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord onduleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
46 %van de Nederlanders;
51 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.