onverbreed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onverbreed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔɱvərˌbret/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • on·ver·breed
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen onverbreed
verbogen onverbrede
partitief onverbreeds

Bijvoeglijk naamwoord

onverbreed

  1. zonder horizontaal haaks op de kijkrichting of dwars op de lengte groter te worden
     De slanke arm leek onverbreed bij de hand door te lopen.[1]
  2. attributief gebruikt
    • Dat onverbrede stuk weg zorgt voor veel opstoppingen. 
  3. als naamwoordelijk deel van het gezegde gebruikt
    • Het strand is daar nog onverbreed. 
Antoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'onverbreed' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron Vleugels in: Tirade., 349 jrg. 37 nr. 6 (november/december 1993), G.A. van Oorschot, Amsterdam, p. 534
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.