onwaarschijnlijk
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: onwaarschijnlijk (hulp, bestand)
Woordafbreking
- on·waar·schijn·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van waarschijnlijk met het voorvoegsel on-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onwaarschijnlijk | onwaarschijnlijker | onwaarschijnlijkst |
verbogen | onwaarschijnlijke | onwaarschijnlijkere | onwaarschijnlijkste |
partitief | onwaarschijnlijks | onwaarschijnlijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onwaarschijnlijk
- een geringe kans bezittend om waar te worden of te blijken
- Hij voerde de onwaarschijnlijkste redenen aan.
- ▸ Maar dat de telefoon van duizenden mensen werd afgeluisterd? Dat was alleen om praktische redenen al onwaarschijnlijk.[1]
Antoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord onwaarschijnlijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.