onwijs

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  onwijs    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • on·wijs
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘erg goed’ voor het eerst aangetroffen in 1985 [1]
  • antoniem van wijs met het voorvoegsel on- [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen onwijsonwijzeronwijst
verbogen onwijzeonwijzereonwijste
partitief onwijsonwijzers-

Bijvoeglijk naamwoord

onwijs

  1. dwaas, gek, vreemd, niet verstandig, dom
    • Dat is een gevaarlijk en onwijs plan. 

Bijvoeglijk naamwoord

onwijs

  1. partitief van de stellende trap van onwijs
    • Dat is iets onwijs... 

Bijwoord

onwijs

  1. heel erg
    • Dat is een onwijs gaaf plan. 
    • Dat is een onwijs slimme opmerking. 
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • onwijsheid, onwijslijk

Gangbaarheid

  • Het woord onwijs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.