ooglijk

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ooglijk    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • oog·lijk
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van oog, (stam van het werkwoord ogen) met het achtervoegsel -lijk [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen ooglijkooglijkerooglijkst
verbogen ooglijkeooglijkereooglijkste
partitief ooglijksooglijkers-

Bijvoeglijk naamwoord

ooglijk [2]

  1. prettig om naar te kijken
Antoniemen
Afgeleide begrippen
  • onooglijkheid, ooglijkheid

Gangbaarheid

  • Het woord ooglijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
72 %van de Nederlanders;
57 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.