opbeurend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opbeurend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɔˈbørənt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • op·beu·rend

Werkwoord

vervoeging van: opbeuren
verbogen vorm: opbeurende

opbeurend

  1. onvoltooid deelwoord van opbeuren
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen opbeurendopbeurenderopbeurendst
verbogen opbeurendeopbeurendereopbeurendste
partitief opbeurendsopbeurenders-

Bijvoeglijk naamwoord

opbeurend

  1. van iets of iemand dat het de bedoeling heeft iemand die verdrietig is op te vrolijken
    • Op het kaartje werden opbeurende woorden geschreven: ‘Mitchel! Wij mogen dan de Vriendenkring van FC Twente zijn, en erg blij met de 1-2 zege op ‘jouw’ Volendam, maar dit zag er erg heftig uit. Hoe zou de wedstrijd zijn afgelopen als jij niet zou zijn uitgevallen? Hoe dan ook, we wensen je alle succes met je herstel. En hopen dat je in de Grolsch Veste, voor ruim 25000 toeschouwers, weer onder de Volendamse lat staat.’ [1] 
    • Talloze hartverscheurende jammerklachten afgewisseld met opbeurende ‘ik ben trots op mezelf’ verhalen. ‘Schuldgevoel werkende vader’: één hit. Eén. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord opbeurend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.