opharken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opharken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·har·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opharken
harkte op
opgeharkt
zwak -t volledig

Werkwoord

opharken

  1. overgankelijk met een hark op een hoop vegen
    • Hij had al heel wat bladeren opgeharkt. 

Gangbaarheid

  • Het woord 'opharken' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
90 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.