oplopend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oplopend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɔplopənt/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • op·lo·pend
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van: oplopen
verbogen vorm: oplopende

oplopend

  1. onvoltooid deelwoord van oplopen
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen oplopendoplopenderoplopendst
verbogen oplopendeoplopendereoplopendste
partitief oplopendsoplopenders-

Bijvoeglijk naamwoord

oplopend

  1. hellend, steeds hoger wordend
    • De kwartronde vergaderzaal is uitgevoerd in gewapend beton en heeft een oplopend dak met radiaal geplaatste spanten. [3]
  2. (figuurlijk) een steeds hoger niveau bereikend, stijgend
     Het is overigens voor het eerst dat er voor het feest op de UT kaartjes gekocht moeten worden. In het verleden waren Bevrijdingsfeesten altijd gratis. „Maar wij kunnen er - met alle oplopende kosten - niet meer omheen”, zegt de woordvoerder. „Bovendien krijgen wij - in tegenstelling tot bijvoorbeeld het festival in Zwolle - geen euro subsidie.”[4]
    • Ze proberen de frustrerende onmacht te bezweren van een samenleving die gevangen zit in een oplopend conflict en niet in staat is haar meest kwetsbare leden - kleine kinderen - te beschermen. [5]
  3. (figuurlijk) (van het karakter van mensen) erg emotioneel wordend, opvliegend
    • Bewaar uw kalmte; langs vaderszijde zijt gij van een oplopend geslacht, ofschoon verscheidene familieleden beproefden deze hartstocht te beteugelen. [6]

Gangbaarheid

  • Het woord oplopend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[7]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.