opplooien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opplooien    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·plooi·en
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

opplooien [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opplooien
plooide op
opgeplooid
zwak -d volledig
  1. iets door het te vouwen kleiner maken zodat het makkelijk is op te bergen
    • Een papieren vaas die je kan opplooien en weggooien wanneer de bloemen uitgebloeid zijn, leek Renaat Put de ideale oplossing. ' [2] 
    • 'Kijk', lacht bewoonster Saskia, 'ziedaar één van de voordelen van cohousing: ze zijn mijn was aan het opplooien'. In een hoekje van de tuin staat een groepje mannen was van de draad te halen. 'F*ck cohousing!', lacht medebewoner Serge. De sfeer zit er hier duidelijk al goed in. [3] 
    • Hij was gedurende een hele periode de vaste rigger van Els Clottemans. Hij kon niet met zekerheid zeggen of Clottemans ooit aanwezig was geweest bij het opplooien van haar reservevalscherm. [4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
48 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[5]

Gangbaarheid

  • Het woord opplooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.