opproppen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opproppen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·prop·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opproppen
propte op
opgepropt
zwak -t volledig

Werkwoord

opproppen

  1. met (te) veel kracht iets of iemand ergens instoppen
    • De vluchtelingen zaten opgepropt in de veel te kleine boot. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord opproppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.