opschrokken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  opschrokken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·schrok·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opschrokken
schrokte op
opgeschrokt
zwak -t volledig

Werkwoord

opschrokken [1]

  1. overgankelijk gulzig opeten

Werkwoord

vervoeging van
opschrikken

opschrokken

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van opschrikken
    • ...dat wij opschrokken. 
    • ...dat jullie opschrokken. 
    • ...dat zij opschrokken. 

Gangbaarheid

  • Het woord opschrokken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.