ouders

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ouders    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɑudərs/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈʌʊ̯.dərs/, (nevenuitspraak als bijvoeglijk naamwoord) /ˈʌʊ̯.β̞ərs/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈɔʊ̯.dərs/
    • (Limburg): /ˈaʊ̯.dərs/
Woordafbreking
  • ou·ders

Bijvoeglijk naamwoord

ouders

  1. partitief van de vergrotende trap van oud

Zelfstandig naamwoord

deoudersmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord ouder
     De ouders hadden de kinderen van 10 en 12 na een hoop gedoe voor een halfjaar van school kunnen uitschrijven om gezamenlijk de PCT te lopen.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord ouders staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.