overwerken

Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

  • Geluid:  óverwerken    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˈovərˌwɛrkə(n)/ (4 lettergrepen)
  • Geluid:  overwérken    (hulp, bestand)
    • IPA: /ˌovərˈwɛrkə(n)/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • over·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwerken
werkte over
overgewerkt
zwak -t volledig

Werkwoord

óverwerken

  1. inergatief meer of langer werken dan bepaald was
  2. overgankelijk zo bewerken dat het over iets uitsteekt
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
overwerken
overwerkte
overwerkt
zwak -t volledig

overwérken

  1. wederkerend zich ~: zich afmatten, te veel werken en daardoor de gezondheid benadelen
Afgeleide begrippen
  • [1] overwerker, overwerkuur, overwerkvergunning
  • [2] overwerking

Zelfstandig naamwoord

deoverwerkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord overwerk

Gangbaarheid

  • Het woord overwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.