overwerken
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- over·wer·ken
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van over bw en werken ww [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overwerken |
werkte over |
overgewerkt |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
óverwerken
- inergatief meer of langer werken dan bepaald was
- overgankelijk zo bewerken dat het over iets uitsteekt
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overwerken |
overwerkte |
overwerkt |
zwak -t | volledig |
overwérken
- wederkerend zich ~: zich afmatten, te veel werken en daardoor de gezondheid benadelen
Afgeleide begrippen
- [1] overwerker, overwerkuur, overwerkvergunning
- [2] overwerking
Zelfstandig naamwoord
de overwerken mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord overwerk
Gangbaarheid
- Het woord overwerken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overwerken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.