paaien

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  paaien    (hulp, bestand)
  • IPA: /pajə(n)/
Woordafbreking
  • paai·en
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het ?, in de betekenis van ‘paren van vissen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1648 [1]
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘tevredenstellen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1281 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
paaien
paaide
gepaaid
zwak -d volledig

Werkwoord

paaien

  1. inergatief het leggen en bevruchten van eieren door vissen [2]
    • De zalm paait in hetzelfde stroompje waar hij geboren is. 
  2. overgankelijk trachten in het gevlij te komen bij iemand [3]
    • Hij slaagde er opnieuw in zijn geldschieter te paaien en meer geld los te krijgen. 
  3. overgankelijk (scheepvaart) de bemanning van een ander schip aanspreken
    • Er werd direct besloten de Eems te paaien om te vragen of het schip een aantal zwaargewonden kon meenemen naar de neutrale haven van IJmuiden. 
  4. (scheepvaart) het bewerken met harpuis van het dooddeel, het deel van het schip boven de waterlijn [4]
  5. (scheepvaart) laten schieten van een kabel [5]
    • Een touw in het ruim paaien. 
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord paaien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.