parasiteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  parasiteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pa·ra·si·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse parasiter (met het voorvoegsel para- met het achtervoegsel -eren)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
parasiteren
parasiteerde
geparasiteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

parasiteren

  1. zich ten koste van een ander organisme in stand houden
  2. (figuurlijk) gebruik maken van anderen zonder daar iets voor terug te doen
     'Wat voor lul-de-behanger denkt die Becker wel dat hij is!' tierde Benson. 'Dertig miljard eist die lintjesknipper, die juridische bloedzuiger... parasiteren op andermans zuurverdiende centen, dat is het enige wat die klote letseladvocaten kunnen!' tierde Benson.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord parasiteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.