peilend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  peilend    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • pei·lend

Werkwoord

vervoeging van: peilen
verbogen vorm: peilende

peilend

  1. onvoltooid deelwoord van peilen
stellend
onverbogen peilend
verbogen peilende
partitief peilends

Bijvoeglijk naamwoord

peilend

  1. onderzoekend
    • Na enige aanmoediging zetten ze echter wel door. Naima bijvoorbeeld, die er weken over doet eer ze eindelijk het trappen onder de knie heeft. De veertiger heeft vier kinderen thuis, waarvan de oudste zestien is. Ik maak een praatje met haar over het gezin, of ze ook fietsen. Vanaf haar paars-gele kinderfietsje kijkt ze me met een peilende blik aan. Vervolgens zegt ze verontwaardigd: “Ja, natuurlijk, we zijn in toch Nederland? Iedereen fietst. Mijn dochter, mijn zoon en ook mijn man. Alleen moeder nog niet.” [1] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord peilend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. HP de Tijd 25/06 | 2010 Filantropie op wielen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.