pochen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pochen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • po·chen
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘snoeven’ voor het eerst aangetroffen in 1573 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pochen
pochte
gepocht
zwak -t volledig

Werkwoord

pochen

  1. inergatief zichzelf groots voorstellen
    • "Dat doe ik met gemak" pochte hij. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pochen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.