boast

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  boast    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
boast boasts

Zelfstandig naamwoord

boast

  1. opschepperij, gepoch
vervoeging
onbepaalde wijs to  boast 
he/she/it  boasts 
verleden tijd  boasted 
voltooid
deelwoord
 boasted 
onvoltooid
deelwoord
 boasting 
gebiedende wijs  boast 

Werkwoord

boast

  1. onovergankelijk pochen, opscheppen [2]
  2. overgankelijk zich beroemen op, zich laten voorstaan op
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.