pousser

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  pousser    (hulp, bestand)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pousser
poussais
poussé
eerste groep volledig

Werkwoord

pousser

  1. duwen; door druk uit te oefenen doen voortbewegen.
  2. (spreektaal) overdrijven, te hard van stapel lopen
    «Poussez pas!»
    Effe dimmen! [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.