precipitarse

Spaans

stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
precipitarse
precipitaba
precipitado
volledig

Werkwoord

precipitarse

Woordafbreking
  • pre·ci·pi·tar·se
  • wederkerend
  1. naar beneden storten (te pletter vallen)
  2. afstormen, zich storten, zich haasten
  3. zich overhaasten, overhaast handelen
  4. zich ophopen
  5. (scheikunde) neerslaan, bezinken, precipiteren
Synoniemen
  1. caerse
  2. abalanzarse
  3. obrar co irreflexión
  4. agolparse
  5. formarse depósito
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.