pruttelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  pruttelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • prut·te·len
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘geluidjes maken’ voor het eerst aangetroffen in 1649 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
pruttelen
pruttelde
geprutteld
zwak -d volledig

Werkwoord

pruttelen [3]

  1. (kookkunst) onovergankelijk op een laag pitje koken
     Ontspannen lag hij op zijn matje met een pruttelend potje aardappelpuree op zijn gasbrander.[4]
  2. overgankelijk geluidjes maken met name binnensmonds mopperen of mompelen (morren)
    • De startmotor gierde boosaardig en toen sloeg de kleine tweetaktmotor aan en begon druk te pruttelen 
Hyponiemen
  • bepruttelen, tegenpruttelen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord pruttelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.