gepruttel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gepruttel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·prut·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gepruttel
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetgepruttelo

  1. het geluid van iets dat zachtjes aan het koken is
    • Ik hoorde het gepruttel van de koffiemachine, rook het heerlijke koffiearoma en wist dat het dus weer pauze was. 
    • Hij creëert minimal-klanken die aanzwellen tot een dreigende storm en weer terugvallen tot fluisterzacht gepruttel. De trefzekerheid, gebracht met een duivelse grijns, werkte hypnotiserend. [2] 
  2. het zachtjes uiten van kwaadheid
    • De docent trok zich niets aan van het gepruttel van de leerlingen die vonden dat ze te veel huiswerk opgekregen hadden.  
    • Meestal gaat dat voorstel gepaard met rumoer, soms ook met geruzie, soms met alleen wat gepruttel. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord gepruttel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Hester Carvalho 13 januari 2017
  3. NRC Menno Tamminga 23 april 2016
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.