reed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ret/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /re/, /ret/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ret/
    • (Limburg): /red/
Woordafbreking
  • reed

Werkwoord

vervoeging van
rijden

reed

  1. enkelvoud verleden tijd van rijden
    • Ik reed. 
    • Jij reed. 
    • Hij, zij, het reed. 
vervoeging van
reden

reed

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reden
    • Ik reed. 
  2. gebiedende wijs van reden
    • Reed! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van reden
    • Reed je? 
     Echte tokkies.’ Ze keek me boos aan en reed weer weg.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord reed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.