reden

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  reden    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈredə(n)/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈre.də(n)/, (nevenuitspraak als werkwoord) /re.jə(n)/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈre.də(n)/, (onbeschaafd voor het werkwoord) /ˈre.jə(n)/
    • (Limburg): /ˈre.də(n)/
Woordafbreking
  • re·den
Woordherkomst en -opbouw
1 enkelvoud meervoud
naamwoord reden redenen
verkleinwoord redentje redentjes
2 enkelvoud meervoud
naamwoord reden redens
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

deredenv/m

  1. motivatie door iemand bedacht of beredeneerd
    • Kun je een reden geven waarom je te laat bent? 
     Dit alles zou ik geneigd zijn positief te beoordelen. Daar staat echter tegenover dat deze vaas met plastic bloemen reden geeft tot zorgen met betrekking tot de affiniteit die de nieuwe eigenaar heeft met onze tradities. Maar ik wil u niet met mijn bekommeringen vervelen. We zijn er. Dit is kamer 17, de suite die ik voor u op orde heb laten brengen.[4]
  2. (metonymisch) verklaring voor een gegeven
     Duizenden kilometers aan dijken, noodkeringen en beschoeiingen zijn aangelegd om de Mississippi in toom te houden. Maar dit uitgestrekte systeem is de reden dat de regio inmiddels als een oude schoen uit elkaar valt.[5]
  3. (wiskunde) verhouding, betrekking tussen een grootheid en een andere
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • om die reden
hierdoor
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deredenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rede
Verwante begrippen

Werkwoord

reden

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reden
reedde
gereed
zwak -d volledig
  1. (verouderd) klaar maken tot het eindproduct
    • Het reden van een stoel is het afknippen van de restje riet. 
  2. (verouderd) ervoor zorgen dat een schip klaar is om te varen (zie ook rederij)
Synoniemen
Afgeleide begrippen
vervoeging van
rijden

reden

  1. meervoud verleden tijd van rijden
    • Wij reden. 
    • Jullie reden. 
    • Zij reden. 
     Af en toe reden groen-witte pick-uptrucks van de grenspolitie ons tegemoet omdat we de Mexicaanse grens naderden.[6]

Gangbaarheid

  • Het woord reden staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[7]

Meer informatie

Verwijzingen

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ˈʀeːdn̩/
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
reden
/ˈʀeːdn̩/
redete
/ˈʀeːdətə/
geredet
gəˈʀeːdət/
volledig

Werkwoord

reden

  1. praten, spreken

Noors

Woordafbreking
  • re·den
Naar frequentie > 50000

Zelfstandig naamwoord

reden, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van red

Nynorsk

Woordafbreking
  • re·den

Zelfstandig naamwoord

reden, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van red
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.