relativeren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  relativeren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • re·la·ti·ve·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘de betrekkelijkheid erkennen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1923 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
relativeren
relativeerde
gerelativeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

relativeren

  1. overgankelijk iets minder absoluut maken door het in een bepaalde context te plaatsen
    • Aan deze vreselijke misdaad valt er weinig te relativeren. 
     Gelukkig waren er altijd mensen om mij heen die konden relativeren: ‘Relax.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord relativeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.