rendabel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rendabel    (hulp, bestand)
  • IPA: /rɛnˈdabel/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ren·da·bel
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  renderen ww  met het achtervoegsel -abel; met de betekenis ‘winst opleverend’ aangetroffen vanaf 1906 [1][2][3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen rendabelrendabelerrendabelst
verbogen rendabelerendabelererendabelste
partitief rendabelsrendabelers-

Bijvoeglijk naamwoord

rendabel

  1. als iets meer baten dan kosten heeft
    • Het is maar de vraag of de Betuwelijn ooit een rendabele onderneming wordt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord rendabel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.