rook pijp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rook pijp    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈrok ˈpɛip/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rook pijp
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
pijproken

rook (…) pijp

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijproken
    • Ik rook pijp. 
  2. gebiedende wijs van pijproken
    • Rook pijp! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van pijproken
    • Rook je pijp? 
    • ‘Heeft u een shagje voor mij? Ik ben Natasha. Bent u een nieuwe assistent?’
      ‘Nee, Erik. Ik rook pijp.’
       [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'rook pijp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.