rookte pijp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  rookte pijp    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈroktə ˈpɛip/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • rook·te pijp
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
pijproken

rookte (…) pijp

  1. enkelvoud verleden tijd van pijproken
    • Ik rookte pijp. 
    • Jij rookte pijp. 
    • Hij, zij, het rookte pijp. 
    • Men zette zich aan tafeltjes, dronk wijn en rookte pijp. [1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'rookte pijp' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.