ruften

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruften    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ruf·ten
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ruften
ruftte
geruft
zwak -t volledig

Werkwoord

ruften

  1. inergatief (pejoratief) een wind laten
    • Tot haar ongenoegen ruftte hij in haar bijzijn. 
  2. onpersoonlijk onaangenaam ruiken, rieken
    • Het ruft daar enorm. 

Gangbaarheid

  • Het woord ruften staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.