rugir
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rugir |
rugĂa |
rugido |
volledig |
Werkwoord
rugir
- onovergankelijk
- (dierengeluid) brullen (leeuw)
- kraken
- schreeuwen, huilen, brullen (van pijn of woede)
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.