schreeuwen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schreeuwen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsxrewə(n)/ (2 lettergrepen); /ˈsxreːʋə(n)/
Woordafbreking
  • schreeu·wen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘luid roepen’ voor het eerst aangetroffen in 1479 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schreeuwen
schreeuwde
geschreeuwd
zwak -d volledig

Werkwoord

schreeuwen

  1. overgankelijk luid en geforceerd gebruik van het stemgeluid
    • "Pas op!", schreeuwde hij. 
    • De luitenant schreeuwde een bevel 
     Franse kinderen schreeuwen niet
    Terwijl Nederlandse moeders over het strand schallen: 'Kevin, hiieeerrr kooomeeen…’, praten Franse moeders alleen op gedempte toon met hun kinderen. Sterker nog; ik heb een heel gezin naast ons een hele dag lang alleen op fluistertoon met elkaar horen praten. Niemand viel uit zijn of haar rol. Heerlijk rustig. Waarom moeten wij eigenlijk altijd zo tetteren?
    [3]
     De meisjes werden gek, schreeuwden onophoudelijk en gooiden kleren op het podium. Zelfs onderbroeken, werd er beweerd.[4]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

deschreeuwenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schreeuw

Gangbaarheid

  • Het woord schreeuwen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.