ruimde af

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruimde af    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ruim·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afruimen

ruimde af

  1. enkelvoud verleden tijd van afruimen
    • Ik ruimde af. 
    • Jij ruimde af. 
    • Hij, zij, het ruimde af. 
     Het leek alsof de stevige en weelderige serveerster de vraag had begrepen, want ze sloop op haar tenen rond de tafel en ruimde stilletjes de lege bierglazen af.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord ruimde af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “1968, De grote eeuw deel 7” (2017), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044633535
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.