ruziezoekend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  ruziezoekend    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ru·zie·zoe·kend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen ruziezoekend
verbogen ruziezoekende
partitief ruziezoekends

Bijvoeglijk naamwoord

ruziezoekend

  1. geneigd zijn om een conflict aan te gaan
     De aanleiding voor de ruzie lag volgens de aangehouden verdachte is het ruziezoekende gedrag van de ander.[1]
     Dacht je dat de koninklijke familie een happy family was? Welnee. Beatrix gruwt van jengelende kinderen, drammende schoondochters, ruziezoekende zonen en kruiperig personeel. Ze is eenzaam, voelt zich onbegrepen en probeert wankelend houvast te vinden in haar plicht.[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord 'ruziezoekend' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron “Jongen vast na ruzie” (11 april 2009), Reformatorisch Dagblad
  2. Weblink bron
    Jacomijn Hoekman
    “Verbitterde, verzuurde, verbeten vorstin” (30 april 2011), Reformatorisch Dagblad
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.