savoureren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  savoureren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • sa·vou·re·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Franse savourer (met het achtervoegsel -eren) [1][2]. In de betekenis ‘met smaak genieten van’ voor het eerst aangetroffen in 1844 [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
savoureren
savoureerde
gesavoureerd
zwak -d volledig

Werkwoord

savoureren [4]

  1. overgankelijk (voeding) (kookkunst) met smaak genieten van
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord savoureren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
57 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.