schonkig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  schonkig    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈsχɔŋ.kəχ/
Woordafbreking
  • schon·kig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen schonkigschonkigerschonkigst
verbogen schonkigeschonkigereschonkigste
partitief schonkigsschonkigers-

Bijvoeglijk naamwoord

schonkig

  1. grofgebouwd, met grote botten
    • Achter de tap stond niet Blauwe Jaap, de oude kastelein, doch een schonkige vrouw van middelbare leeftijd. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord schonkig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
29 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Sedert 1858?
  2. De avond valt & Welverdiende onrust
    S. Carmiggelt
    Singel Uitgeverijen, 2011, ISBN 9789029581134
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.